naamsafleiding
NAAMSAFLEIDING
Imstenrade. Wat betekent deze naam? Waarvan is hij afgeleid? In het verleden werd –sten- uitgelegd als –steen- of -stein-. P.J.M. Peters, in zijn Wandelingen in en om Heerlen: ‘De naam Imstenrade, die in de 14e en 15e eeuw ook als Emsenrode voorkomt, wil zeggen ontginning om een steenen gebouw; steen, stein, stin d.i. kasteel. In den volksmond wordt de plaats nog genoemd Um-sten-rode’.
Dit lijkt een zogeheten ‘volksetymologie’, en niet correct. Wel correct is ‘ontginning’: het achtervoegsel -rade (raai, raay, rooi, rooy e.d.) duidt op een laatmiddeleeuwse rooiing. Plaatsnamen met –rade en varianten komen in Limburg veel voor. De Limburgse naamkundige P.L.M. Tummers wijdde er een studie aan: ‘De rode-namen in Nederlands Limburg’. Hij beschouwt veel plaatsnamen met –rade als een samenstelling van een persoonsnaam (PN) met achtervoegsel (suffix) –rade. Wij volgen deze naamkundige en laten hem hier (ingekort) aan het woord:
Kasteel en hoeve (gem. Heerlen): 1386 Emsenroide; 1405 Imsenrode; 1428 Emzenrode; 1431 Ymsenroede; 1472 Empsenroeide; 1548 Emstenraede.
De PNen Emiso of Imiso zijn met –s-suffix gevormd uit Immo, dat de verkorte vorm is van tweestammige namen met Irmin– als eerste stam, zoals blijkt uit Ymmo sive (of) Irminfrid. De –t- van de tegenwoordige vorm wordt voor het eerst in de 16e-eeuwse vormen geconstateerd en is daarna regel gebleven.’
Gehucht onder Welten (gem. Heerlen): 1281 Benzerode;1383 Bentzenrade; 1415 Bentzenroede; 1447 Bensenroide; 1458 Bensenroide; 1482 Bentzenraede.
De verklaring die hij voor Benzenrade geeft, nl. een samenstelling met een PN Bentso, vleinaam bij namen als Bandhart, Bandmar, is zeer goed mogelijk. Ook kan gedacht worden aan de PN Benzo uit Bern-izo, vleinaam bij Bernhard, Bernulf enz.’
Kunrade
gem. Voerendaal): 14e eeuw Konnenrade; 1559 Conraedt. De PN Konno is een verkorte vorm met geminatie uit tweestammige namen als Konrad. De genitief-uitgang –en van de oorspronkelijke vorm Konnenrade is weggevallen door haplologie, zoals bij Eenrade. De Kuno van Mingersborg aan wie De Vries (…) het rooien van Kunrade toeschrijft, is geen historische figuur. Men ontmoet deze persoon slechts in de plaatselijke legendes.
Alle drie goede voorbeelden van een PN (persoonsnaam) + achtervoegsel – rade (‘ontginning’). En wie waren die personen van de PN? Ongetwijfeld waren dat ‘heren’ die, al dan niet in opdracht van een hogere heer en/of grootgrondbezitter, de ontginningen ter hand namen. De nieuwe landbouwgronden werden door deze heren in bezit of eigendom verkregen en verder ontwikkeld. De ontginning, later hoeve, kasteel of nederzetting, kreeg de naam van de nieuwe heer: PN + -rade.
En nu laten we Tummers aan het woord over de nederzettingsgeschiedenis van Zuid-Limburg en het belang van de –rode en –rade plaatsnamen:
‘Bach is van mening dat de hoogmiddeleeuwse bosontginningen voor de verschillende streken in verschillende tijden begonnen zijn. De namen op –rode duiken in de oorkonden voor het eerst op in de 9e eeuw, maar, zo zegt hij, in het algemeen is de10e-14e eeuw de tijd van de stichting der rode-plaatsen, in het bijzonder echter de 12e-13e eeuw.
Het hier verzamelde namenmateriaal staat me niet toe deze schattingen iets meer te nuanceren. Oorkonden die Limburgse plaatsnamen bevatten, verschijnen vrij laat en vóór de 12e eeuw is er geen Limburgse rode-naam geattesteerd. Het is echter zeker niet uitgesloten, dat er oudere vermeldingen bestaan dan die in mijn namenmateriaal
opgenomen zijn. Bij een blik op de kaart wordt de aandacht direct getrokken door de aaneengesloten groep rode-namen tussen het dal van de Geleen aan de westkant en de Brunsumse heide aan de oostkant. In het dal van de Geleen en de zijbeken liggen van zuid naar noord de ongetwijfeld zeer oude namen als Heerlen Welten, Nuth, Schinnen en Geleen. Ten oosten hiervan moet een uitgestrekt bosgebied gelegen hebben, dat naar het zuiden aansloot bij het Aachener Wald en naar het noorden bij het Echterbos, het Zwalmerbos enz. tot aan het Reichswald ten oosten van Mook en Groesbeek.
Dit bos is in Zuid-Limburg van het westen uit ontgonnen, van de bron van de Geleen, in Benzenrade, naar het noorden en ombuigend naar het oosten, richting Gangelt. Hier vinden we een overvloed aan rode-namen, die in meerderheid behoren tot het type PN + rade. Ook andere nederzettingsnamen herinneren aan de vroegere bebossing: Nieuwenhagen, Strijthagen, Douvergenhout, Abdissenbos, Versiliënbos. Onontgonnen zijn gebleven de Brunsumse heide en enkele kleine bospercelen als het Imstenraderbos.’